Het Zweedse Wetterlings: een bezoekje dat erin hakt
Het Zweedse landschap is precies hoe ik het mij had voorgesteld: keurige naaldbossen, afgewisseld met glooiende akkervelden. De natuur is bestippeld met boerderijen in het karakteristieke ‘falurot’, de rode verf die in dit gebied gewonnen wordt. Mijn auto rijdt het dorpje Skovde binnen. Daar, in een achterafstraatje, krijg ik een aantal grote, oude gebouwen in het oog. Een klein bordje op twee reusachtige tandwielen laat mij weten dat ik er ben. Wetterlings! Eén van de laatste ambachtelijke bijlenfabrieken van Zweden, met een rijke historie. Ik werp een blik op de gebouwen en besef dat het bedrijf hier niet mee loopt te pronken: Wetterlings ademt bescheidenheid.
Alles oogt rustig. Te rustig. Ik open drie verschillende deuren en nog is er geen ziel te bekennen, geen geluid te horen. Geen gebonk van zware persmachines, geen geschuur van slijpapparaten, nee, zelfs het geluid van klinkende hamers op zacht staal wordt mijn ontnomen. Doodse stilte… Dan maar een verkenningstocht rond het hele complex. Al vrij snel hoor ik stemmen en zacht gelach.
Gemoedelijk onthaal
Verspreid over traptreden en krakkemikkige stoeltjes zit het personeel te lunchen. Heerlijk in de voorjaarszon. Eén dame is net bezig aan een zeer ingewikkeld vlechtpatroon in het haar van een vrouwelijke collega, tot ze mij ziet staan. Een prima excuus om te stoppen. “Ulrika,” stelt ze zich voor, en ik kijk in het ondeugende gezicht van een stoere dame. Zwart haar, donkere kleding, en een gezonde rode blos op de wangen. Snel stopt ze een bolletje tabak achter de kiezen, en leidt me het gebouw binnen. Ulrika was hoofdsmid bij Gransfors, maar is gestopt toen ze lichamelijke klachten kreeg. Toen het weer wat beter ging, kon ze de verleiding niet weerstaan en ging ze doen wat ze het leukst vindt: smeden! Samen met de toenmalige eigenaar van Gransfors kocht ze Wetterlings op. Het was tijd voor een nieuw avontuur.
Een schat aan bijlen
Wetterlings is waarschijnlijk de oudste bijlenfabrikant van Zweden en de wereld. Sinds het einde van de negentiende eeuw worden hier de mooiste bijlen gemaakt. Achter het hoofdgebouw staat een kleine waterkrachtcentrale, waar tachtig procent van de stroom eigenhandig wordt geproduceerd. Het hele bedrijf ademt ouderdom en ambacht. Met respect treed ik het eerste gebouw binnen. En ik sta als genageld aan de grond. Als absolute bijlenliefhebber stokt de adem in mijn keel en er komt een diepe emotie naar boven. De hele ruimte is gevuld met bijlen! Oude, nieuwe, onafgemaakte, grote, kleine, aparte… Een waar Walhalla! Ik weet niet waar ik moet kijken. Mijn extase blijft niet onopgemerkt bij Ulrika, die met gepaste trots naast mij staat. Dit moment is cruciaal voor onze verdere rondleiding. Het is een test: is die bleekscheet uit Nederland nu zomaar weer zo’n sensatiezoeker met geen verstand van zaken, of is het toch iemand met een diepe liefde voor dit ambachtelijk stuk gereedschap? Ulrika neemt me glimlachend mee naar de volgende ruimte.
Wetterlings en Gransfors
Nog steeds is het erg stil, maar zo kunnen we tenminste normaal met elkaar praten, zonder te schreeuwen. Eén belangrijke vraag wil ik sowieso stellen: “Wat is het grootste verschil tussen Wetterlings en Gransfors?” Het antwoord is net zo bescheiden als de sfeer die het bedrijf uitstraalt: “Er is niet veel verschil. Gransfors is een wereldberoemd bedrijf dat bijlen van topkwaliteit maakt, en zelf heb ik er duizenden gemaakt. Het verschil zit hem in de dikte van het staal rondom het oog. Bij Wetterlings is het staal dikker en daarom zijn de bijlen wat zwaarder. Dat is een reden waarom mensen vaak voor Gransfors kiezen,” vertelt Ulrika laconiek. “Verder zijn ze hetzelfde. Ook onze bijlen zijn erg goed,” glimlacht ze.
Wetterlings aan het werk
Langzamerhand komt het bedrijf op gang. Het eerste geluid van klinkend staal is te horen. Ik word geleid naar een balkonnetje dat zicht geeft over het ‘heilige der heiligen’ van de fabriek: de smederij. Drie oude persmachines uit de jaren dertig, die aangedreven worden door een enorm wiel, staan op een rijtje te wachten op het echte werk. De geblaakte en versleten armatuur laat zien dat hier al bijna honderd jaar noeste arbeid is verricht. Geuren van olie en staal vullen de ruimte. Het gaat gebeuren!
Voor het maken van bijlkoppen wordt met behulp van inductiewarmte het uiteinde van een lang stuk staal verhit. Wanneer het staal die mooie, witgloeiende kleur heeft verkregen, snijdt de smid er een stuk vanaf. Met vakkundige precisie haalt hij het staal onder zwaar gebonk door de pers. De smid houdt het stuk onder allerlei verschillende standen en draaiingen, en binnen no time is de bijlkop gevormd. Met het blote oog kijkt hij of alles wel symmetrisch is en na een paar klappen met de hamer en een laatste inspectie gaat de bijlkop aan het rek, tussen de eerder gemaakte bijlkoppen. Klaar om gezand, geslepen en opnieuw opgewarmd te worden.
Ik kan nog wel uren naar dit schouwspel kijken, maar de rondleiding gaat verder. Ulrika brengt me naar een kleinere ruimte, waar de bijlkoppen uit een liftje naar een bak worden gebracht. De slijpruimte. Hier krijgen alle bijlkoppen een vlijmscherpe snede. Niet met een moderne, computergestuurde machine, maar met het blote oog wordt de perfecte hoek bepaald. Met een rail gaan de bijlkoppen in een oven op 220 graden. Daar blijven ze enkele uren, zodat het staal alle spanning kwijt kan raken. Een collega van Ulrika, een nieuwkomer uit Nieuw-Zeeland, staat klaar om daarna de sneden nog even goed te polijsten. Op de vraag of hij het werk tot nu toe leuk vindt, gaan de duimen omhoog!
Van kop tot bijl
Een bijl is geen bijl als het geen mooie stevige steel heeft. In de volgende ruimte, weg van al het lawaai, wordt speciaal voor mij gedemonstreerd hoe je de laatste hand aan een bijl legt. Een wig wordt ingesmeerd met lijm en in de steel geplaatst. Vervolgens wordt, met behulp van een kleine pers, de bijlkop in de steel gedrukt. Overtollig hout wordt afgezaagd en bijgewerkt. Met alle geduld van de wereld leidt Ulrika me door de overige ruimtes. En dan ben ik weer terug bij de allereerste kamer, die met alle denkbare bijlsoorten. Aan de muur hangen alle bijlen die Wetterlings in de collectie heeft, waaronder de outdoorbijl die in samenwerking met Les Stroud is gemaakt. “Komt er een nieuwe bijl op de markt binnenkort?” vraag ik Ulrika. Op die vraag moet ze even nadenken. “We zijn bezig met het ontwerpen van een bijl die iets groter is dan de Small Forest Axe, maar nog niet concreet af is,” onthult ze.
Als een tevreden mens met een prachtig verhaal en twee nieuwe bijlen rijker, verlaat ik het terrein. Met het gevoel dat ik hier ooit weer terug zal komen!
Recente reacties